Door de toenemende productie van groene energie uit biomassa zullen er in de toekomst minder grondstoffen beschikbaar zijn voor de diervoedersector. Wageningen UR heeft voor het ministerie van LNV in beeld gebracht wat de te verwachten verschuivingen zijn in het gebruik van grondstoffen. Daarnaast is onderzocht hoe de overheid kan sturen op de productie van diervoeders en bio-energie, zodat beschikbaarheid van grondstoffen, duurzaamheid en voedselveiligheid ook in de toekomst geborgd kunnen worden.
Uit een scenarioanalyse blijkt dat er door de productie van bio-energie tekorten kunnen gaan ontstaan aan veevoergrondstoffen, met name aan zaden, schroten en graan. De grootste tekorten zien we in de scenario's ‘Global Economy' (7,1% van de totale omzet van de diervoedersector) en ‘Continental Markets' (7,3%). In de scenario's Regional Communities (2,3%) en Global Cooperation (0,9%) zijn de verwachte tekorten veel geringer, ondanks meer ambitieuze doelstellingen voor de productie van biobrandstoffen. In deze twee scenario's krimpt de veestapel echter fors, waardoor veel minder grondstoffen nodig zijn voor de productie van veevoer.
Overheidssturing bij deze ontwikkelingen is lastig. Allereerst omdat het om complexe, internationale markten gaat. Maar ook omdat wet- en regelgeving eindigt bij de Europese of zelfs bij de Nederlandse grens. Wageningen UR geeft in een apart rapport een overzicht van een groot aantal bestaande instituties in de diervoeder- en de energiesector, die ieder op zich invloed uitoefenen via verschillende instrumenten. De overheid zal het beste in staat zijn om ontwikkelingen te sturen door een intensieve samenwerking aan te gaan met veel van de betrokken actoren. Daarbij is het gewenst om een geïntegreerde aanpak te ontwikkelen, omdat de diervoedersector en de bio-energiesector steeds meer met elkaar vervlochten raken. Het meest kansrijk is indirecte overheidssturing, waarbij bijvoorbeeld ondersteuning wordt gegeven aan private zelfcontrolesystemen.