Korte en middellange keten vetzuren hebben een hoge erfelijkheidsgraad. Daarom kan de melkvetsamenstelling door fokkerij-initiatieven verbeterd worden. Dit biedt mogelijkheden om melkvetsamenstelling beter aan te laten sluiten op de huidige markteisen, zowel op gezondheids als technologisch gebied. Dat blijkt uitonderzoek van Marianne Stoop, die op 6 april op haar onderzoek hoopt te promoveren aan Wageningen Universiteit.
Tot op heden was het fokken van melkkoeien vooral gericht op het verhogen van kilo's melk, eiwit en vet. Vet bestaat echter uit tientallen verschillende vetzuren, die verschillende effecten hebben op de productkwaliteit. Vetzuren kunnen de gezondheid van mens en dier bevorderen, kunnen de smeerbaarheid van boter verbeteren, maar er zijn ook vetzuren met mogelijke negatieve effecten zoals het aantasten van de houdbaarheid van melk. Stoop onderzocht de mogelijkheden om melkvetsamenstelling te verbeteren door middel van selectieve fokkerij.
Uit het onderzoek bleek dat korte en medium keten vetzuren een erfelijkheidsgraad van ongeveer 0.60 hadden. Voor lange keten vetzuren blijkt deze rond de 0.25 te liggen. Het aandeel lange keten vetzuur was meer beïnvloedbaar door bedrijfseffecten zoals het rantsoen van de koeien dan korte en medium keten vetzuren, waar bedrijfseffecten maar weinig variatie verklaarden. DNA-onderzoek wees uit dat zes gebieden (QTLs) in het koegenoom een significant effect hadden op melkvetsamenstelling.
De resultaten bevestigen dat korte- en medium keten vetzuren op een andere manier gesynthetiseerd worden dan lange keten vetzuren; korte- en middellange keten vetzuren worden in de uier van de koe gemaakt, terwijl lange keten vetzuren voornamelijk uit het voer afkomstig zijn.
Bron: Agriholland