Minder koper en zink in het voer voor varkens en pluimvee is een belangrijke maatregel om de aanvoer en de ophoping van deze elementen in de bodem tegen te gaan. Dat zegt onderzoeker Age Jongbloed van de Animal Sciences Group (ASG). Ophoping en uitspoeling van koper en zink naar het grond- en oppervlaktewater vormen een probleem. In verschillende regio's in Nederland is sprake van overschrijding van de maximale gehalten en dat kan problemen geven om te voldoen aan de eisen binnen de Kaderrichtlijn Water.
Hoewel de maximum gehalten aan koper en zink in veel voeders al een aantal malen zijn teruggebracht zijn ze volgens Jongbloed met name in het voer van biggen nog steeds vrij hoog. Voor biggenvoer geldt sinds 2004 een maximum norm voor koper van 160 milligram per kilo en van 150 milligram per kilo voor zink. De ASG onderzoeker denkt dat dit gehalte verder omlaag kan. Op dit moment wordt daar in Lelystad onderzoek naar gedaan en in de loop van dit jaar komen daar resultaten van naar buiten.
Jongbloed sluit niet uit dat er naast de gehalten in voeders meer factoren zijn die de relatief hoge uitstoot van koper en zink door de veehouderij verklaren. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat de verteerbaarheid van de droge stof groter is geworden waardoor er meer van de metalen in de mest terecht komt.