Nederlandse melkveehouders kunnen de methaanuitstoot met 200.000 ton CO2 equivalenten verminderen door aanpassing van het rantsoen. Methaan is een belangrijke bron van broeikasgas uit de melkveehouderij. De methaanuitstoot wordt verminderd door voeren van verder afgerijpte snijmaïs (meer dan 35% drogestof) die een hoger zetmeelgehalte en een hogere pensbestendigheid van het zetmeel heeft. Wageningen UR Livestock Research gaat onderzoeken hoe veehouders deze methode op hun bedrijf kunnen inpassen.
Het verder laten afrijpen van snijmaïs boven 35% drogestof resulteert in een (verdere) stijging van het zetmeelgehalte en een hogere pensbestendigheid. Deze maatregel is simpel en kost bijna niets. In de praktijk wordt langer afrijpen nog weinig toegepast omdat het oogstadvies niet verder gaat dan 35% drogestof. Bovendien verwachten melkveehouders een lagere voeropname, slechtere verteerbaarheid en uiteindelijk een lagere melkproductie met verder afgerijpte snijmaïs. Ook wordt gevreesd voor grotere kans op broei van de snijmaïskuilen.
Wageningen UR Livestock Research gaat op de Waiboerhoeve in Lelystad onderzoeken of deze vrees wel terecht is. Er zijn geen actuele onderzoeksresultaten bekend die aangeven wat de gevolgen zijn van het verder laten afrijpen van snijmaïs boven 35% drogestof op de prestatie van melkkoeien en het inkuilresultaat.
Voor het onderzoek zijn op de Waiboerhoeve snijmaïskuilen aangelegd met een verschillende mate van afrijping. Zo worden de effecten op conserveringseigenschappen en broeigevoeligheid onderzocht. Uit een voerproef moet straks blijken wat de effecten van deze snijmaïskuil zijn op voeropname, verteerbaarheid en melkproductie. Met de resultaten worden veehouders beter geïnformeerd over de mogelijkheid om met een eenvoudige maatregel uitstoot van broeikasgas te verminderen.
Het onderzoek wordt financieel ondersteund door Productschap Zuivel en SenterNovem in het kader van het programma Reductie Overige Broeikasgassen.