Purina heeft het eerste kattenvoer in Europa geïntroduceerd dat de allergenen op kattenhaar en -huidschilfers vanaf de derde week van het voeren met gemiddeld 47% verlaagt.
Om de klachten van gevoeligheid voor kattenallergenen te elimineren, moeten de allergenen worden aangepakt en niet de kattenharen of -huidschilfers. Na meer dan 10 jaar onderzoek brengt Purina vier soorten kattenvoer op de markt die hebben bewezen kattenallergenen te verminderen.
Reductie
Purina Pro Plan LiveClear heeft de kracht om allergenen op kattenhaar en -huidschilfers vanaf de derde week van het voeren met gemiddeld 47% te verlagen. Het is het enige product op de Europese markt dat kattenallergenen significant reduceert. Naast een zes maanden durend veiligheidsonderzoek hebben ook katteneigenaren met een gevoeligheid voor de allergenen van de kat het product bij hun kat succesvol getest.
Fel d 1
Fel d 1 is het belangrijkste kattenallergeen waarvoor men gevoelig kan zijn. Het is een eiwit dat voornamelijk in de speekselklieren van katten wordt geproduceerd en bij het wassen door de kat op zijn haren en huidschilfers terechtkomt. Alle katten, ongeacht ras, leeftijd, haarlengte, haarkleur, geslacht of lichaamsgewicht, produceren dit allergeen, zelfs haarloze katten.
Neutraliseren
Het hoofdingrediënt van Pro Plan LiveClear is een eiwit dat is gewonnen uit het eigeel van kippen die aan Fel d 1 zijn blootgesteld. Dit ingrediënt bindt zich aan de Fel d 1 en neutraliseert veilig het actieve allergeen in de bek van de kat. De afname van gemiddeld 47% aan actieve allergenen neutraliseert het allergeen genoeg om het niveau aan actief Fel d 1 bij de kat tot lage of gemiddelde niveaus te verlagen.
Allergeenmanagement
Complete eliminatie is dus niet nodig om klachten van de gevoeligheid voor kattenallergenen te reduceren. Antal van Hout, Business Executive Officer van Nestlé’s petfood business Purina: “Wetenschappers weten op dit moment niet precies wat de functie is van Fel d 1. Daarom vinden wij het belangrijk een aanpak van allergeenmanagement te ontwikkelen die geen invloed heeft op de rest van het lichaam van de kat.”